Naar het strand
Voelend, ruikend, zien en alsof je het niet ziet. Daar ga jij, je voelt je een weg naar het water. Je voelt de hitte, je ziet wel maar het zijn felle beelden, je knijpt je ogen dicht. Een flits van paniek in jouw mooie bruine ogen. Ogen waarvan je toch mag verwachten dat ze het felle zonlicht filteren. Je loopt jouw volgorde:
Van het gras, naar het zand aarzelend naar het onbetrouwbare water: is het warm of koud? In het water besluit je het er van te nemen en waait jouw prachtige patronen. Je voelt mijn aanwezigheid en af en toe reageer je door de megaspektakels van spetterend water in het zonlicht heen als ik jou roep.
Trots ben ik op jou dat je niet toe hoeft te geven aan jouw impuls om DIRECT NU patat van de kiosk te willen hebben. Je beheerst het wachten op. “Nee Michael, dat krijg jij als we naar huis gaan”. En het is goed. Ook ben ik bere bere trots dat jij reageert op mijn roepen: “Omdraaien Michael, de andere kant op!!” Je waait je een andere weg door het water als ik dat roep. Ik zie het gevaar van veel kleine kinderen die soms kunnen schrikken van jou en als ik er dan even niet bij ben maar aan de kant zit is het handig dat je een beetje bij hen uit de buurt blijft ( als de kinderen schrikken doe jij dit nl ook), evenals uit de buurt van de ballenlijn, daar word het immers diep.
We gaan eruit. Maar daar heb jij geen zin in. Weer een overwinning, jij doet het toch. Dat patatje, dat gaat er natuurlijk best in zo. De mensen bij de kiosk kennen ons en hebben de patat al in de aanslag. Keurig eet je het stukje voor stukje op en gooit het bakje in de prullenbak.
We gaan naar huis.
Een verhaaltje uit jouw leven gegrepen, met liefde, zorgvuldig opgebouwd als een kaartenhuis die van zoveel factoren afhankelijk is.